zondag 7 augustus 2011

De dood op afroep

Trouw geeft zaterdag 26 juli het woord aan filosoof Joep Dohmen in een gesprek over ‘voltooid leven’. Aanleiding tot spreken over dit specifieke begrip is het burgerinitiatief “Uit vrije wil”. Deze initiatiefgroep pleit voor oprekking van de euthanasiewet. Ouderen die hun leven voltooid achten moeten voor euthanasie in aanmerking kunnen komen. Volgens Dohmen vraagt de huidige tijd om een nieuwe stervenskunst en kennelijk is deze vorm daar voor Dohmen een uiting van. Er is echter een groot probleem met zijn betoog. Dohmen praat immers in het geheel niet over het proces van sterven. Hij praat over de dood en de voleinding van het leven, maar de weg hiernaartoe –het stervensproces zelf- is precies wat Dohmen en de zijnen willen overslaan. Zij wensen een enkeltje richting dood, zonder de moeilijke tussenstations van het sterven.

Mijn bezwaren tegen deze opvatting zijn tweeledig. Allereerst betreft het de wijze van omgang met de euthanasiewet. Dohmen en de zijnen gebruiken deze wet alsof het een persoonlijk verlanglijstje is. De euthanasiewet is echter ontworpen om voor artsen richtlijnen te formuleren waarbinnen zij tot doden mogen overgaan zonder strafrechtelijk vervolgd te worden. Het ongebreideld willen oprekken van deze wet om het eigen belang te dienen is zeer onwenselijk. Een medische dood door een arts bewerkstelligd moet uitzonderlijk blijven, omdat het doden van een medemens uitzonderlijk moet blijven. De strenge restricties van de wet -zoals de voorwaarde dat iemand ‘uitzichtloos moet lijden’- garanderen dat doden niet stilletjes ‘normaal’ wordt. Wie niet uitzichtloos lijdt maar klaar is met het leven, omdat hij het voltooid acht, zal ook zelf een weg moeten vinden om zijn dood te bewerkstelligen. Artsen en de maatschappij daarvoor verantwoordelijk stellen is een heel slecht idee.

Het volgende bezwaar richt zich tegen de toenemende maatschappelijke tendens om het leven alleen levenswaardig te vinden als het voldoet aan bepaalde voorwaarden, die grofweg geschaard kunnen worden onder de noemers van gezondheid en autonomie. Lichamelijk verval, toenemende afhankelijkheid, afname van de wilsbekwaamheid - al deze zaken die horen bij het ouder worden- worden benaderd als ongewenst en niet te verenigen met een vol en rijk leven. De imperfecte kant van het leven wordt steeds meer weggeschaafd. Aldous Huxley heeft in zijn boek Brave New World laten zien dat er aan dit streven naar steeds minder leed, ook donkere kanten zitten. In zijn Heerlijke Nieuwe Wereld bestaat alleen nog maar het geluk. Vanaf het moment van conceptie tot aan de fase van socialisatie houdt een totalitair regime controle over het menselijk leven en dwingt het in de richting van geluk. Huxley’s wereld is de literaire verbeelding van een vraag die steeds reëeler wordt in onze eigen maatschappij: Zijn we eigenlijk nog wel mens, als we al het typisch menselijke steeds meer uitbannen?

Dohmen roept op tot het ontwikkelen van een nieuwe ars moriendi, een nieuwe kunst van het sterven. Zijn 'dood op afroep' is daar bij uitstek ongeschikt voor, want juist kunst heeft het volle reliëf van het leven nodig. In tegenstelling tot kitsch is kunst nooit alleen maar mooi. Een goed kunstwerk draagt altijd een zekere mate van spanning in zich en het biedt juist op die spanning een onverwacht perspectief. Kunst kan zichtbaar maken wat voorheen onzichtbaar of ondenkbaar was: Kwetsbaarheid kan kracht worden. Misvormdheid kan troosten. Schoonheid afschuw opwekken. Kunst husselt alles door elkaar en onthult nieuwe manieren van kijken. Dat is wat kunst ons wellicht kan leren in het sterven. Dat het de moeite waard is het volle spectrum van het leven te behouden, inclusief de menselijke ouderdom en de bijbehorende gebreken. Want nooit is van te voren te voorspellen of wat doem leek uiteindelijk geen zegen brengt, of omgekeerd.

Bron: De kunst van het sterven is geen platte zelfbeschikking