Deze column is geschreven voor Leefwijzer; Community voor mensen met een
chronische ziekte of handicap
Steeds weer duikt dat
zinnetje op. In artikelen, de krant of op tv. “Gekluisterd aan een rolstoel”.
En steeds als ik het hoor of lees zakt de moed me in de schoenen en slaakt mijn
rolstoel een diepe zucht. Hoe verkeerd kan een stoel begrepen worden?
Sommige beeldvorming is
hardnekkig. Ik weet het. Maar dat juist datgene wat mij mijn vrijheid verschaft
steevast wordt omschreven als ‘in de boeien slaand’, blijft onbegrijpelijk.
Mijn rolstoel is de poort naar de wereld. Hij maakt mogelijk wat ik op eigen
kracht niet meer kan volbrengen. Zonder rolstoel zou ik aan huis gebonden zijn.
Veroordeeld tot contact via telefoon en computer. Mijn dochter zou moeten
opgroeien zonder moeder die haar ophaalt aan de schoolpoort. Markt, winkels,
musea, zouden het zonder mijn bezoek moeten stellen, evenals strand en bos. Ik
zou kortom, al mijn bewegingsvrijheid verliezen.
De opvatting dat
gehandicapten gekluisterd zouden zijn aan hun rolstoel is vrij middeleeuws. Ik
kan me zo voorstellen dat gehandicapt-zijn toendertijd echt geen pretje was. Als je
niet kon lopen was je waarschijnlijk veroordeeld tot het slijten van je leven
op een harde houten keukenstoel. Dat voelde dan vast heel gekluisterd aan. Maar
hallo! We leven in de 21ste eeuw, met hightech rolstoelen. Het vraagt wel heel
veel van mijn verbeeldingskracht om dan nog iets aan te kunnen met zo'n begrip als
'gekluisterd'.
Desondanks blijft het beeld
van de gekluisterde gehandicapte rondwaren, en dat mist zijn uitwerking niet. Toen
ik zelf toe was aan mijn eerste scootmobiel – negentien was ik - was ik er
stiekem van overtuigd dat een rolstoel me pas écht gehandicapt zou maken.
Zolang ik nog liep, ook al was het strompelend, zou ik niet tot de categorie
gehandicapten gaan behoren. Die waan hield stand tot het moment dat ik me
realiseerde hoezeer ik mijzelf voor de gek aan het houden was. Ik zat weliswaar
niet in een scootmobiel, maar ik kwam ook nergens meer.
De realisatie dat ik
feitelijk allang gehandicapt was,
zelfs zonder scootmobiel, trok me over de streep en achteraf had ik spijt van al
mijn getwijfel. De aanvaarding van een scootmobiel maakte dat al mijn
toenmalige handicaps oplosten als sneeuw voor de zon! Zittend kon ik ineens
weer van alles! Niks kluisters, boeien, riemen, touwen en al wat een mens kan
binden. Niks écht gehandicapt. De komst van mijn scootmobiel maakte dat ik
opnieuw onbeperkt kon gaan en staan waar ik wilde. Een ervaring die zich
herhaalde met de komst van mijn eerste rolstoel.
Vaak hoor ik bij ouderen of mensen met een beperking eenzelfde moeite met het aanvaarden van
een mobiliteitshulpmiddel. Kennelijk blijft de gedachte overheersen dat een
leven op wielen beperkter is dan een leven op benen. Zelfs als die benen in
hoge mate niet meer voldoen. Zinnetjes als “gekluisterd aan een rolstoel”
dragen bij aan het in stand houden van dat niet op de werkelijkheid gestoelde
idee. En dat is een slechte zaak.
Het zou dus heel fijn zijn
als het gewraakte zinnetje uit onze spreek-en schrijfgewoonten verdwijnt. Met
heel veel dank alvast. Ook namens mijn stoel.