dinsdag 29 april 2014

Een graf vol leven

Het is allemaal nog niet gerealiseerd, maar het gaat zeker gebeuren. Binnen afzienbare tijd zullen er technieken op de markt komen die het mogelijk maken de duur van het leven aanzienlijk te verlengen. In Tegenlicht deze week[1] sprak een jonge Amerikaanse wetenschapper met verve over orgaanopslag en weefselmanipulatie. Die technieken zullen helpen om de levensverwachting van mensen te verlengen met zeker 40 jaar. Daarna rest dan alleen nog het tackelen van “het probleem van de dood.” “Want ziektes bestrijden blijft iets anders dan de dood definitief overwinnen."

Het probleem van de dood. Ik zag het nog niet eerder op deze wijze gedefinieerd. Ik wist het ook niet. Dat de dood een probleem is. Wel dat hij tragisch is, moeilijk, definitief, plotseling, of gepaard gaand met doodsstrijd. Ja dat wel, maar een probleem? Deze zegswijze onthult veel over de denkwijze van deze jonge wetenschapper. Voor hem is de dood geen existentieel fenomeen. Niet iets dat wezenlijk bij het mens-zijn hoort. Eerder is het een technologisch te overwinnen obstakel. Zoals een auto. Die houd je het liefst zo lang mogelijk rijdend, of beter nog, je bouwt hem zo dat hij eeuwig mee kan en niet aan verval onderhevig is.

Probleem met deze zienswijze is dat mensen geen auto’s zijn. Dus waar het bij auto’s evident winst zou zijn als ze nooit kapot gaan en eeuwig hun rondjes kunnen rijden, roept eenzelfde beeld in het menselijk bestaan onmiddellijk zingevingsvragen op. Wat zou zoiets betekenen voor hoe we naar het leven en naar onszelf kijken. Hoe verandert het onze waarden? Wat doet het met onze levenszin? Onze relaties? En dan heb ik het nog niet eens over alle praktische problemen. Als een bevolking alleen maar groeit, krijgen we geheid oorlog om grondstoffen, voedsel, en uiteindelijk zal de aarde te klein blijken om ons allemaal te dragen...

Ik had de jonge gedreven wetenschapper graag meegenomen naar het Stedelijk Museum, waar op dit moment de geweldige foto’s van Jeff Wall hangen. Ik zou hem meetronen naar de giga lichtbak waarop een begraafplaats te zien is. Bladeren en vuil dwarrelen door de lucht. Er zijn geen bomen en de enige mensen zijn werkmannen in rubberen gele pakken. De foto ademt troosteloosheid. Verval. Leegte. Maar dan ineens is daar een open graf op de voorgrond. Een graf dat gevuld blijkt met leven. Zeeleven. Zee –sterren, -anemonen, en -egels vullen de donkere aarde, vullen het gat.

Het graf, de doodsplek bij uitstek, vult Wall met leven. Daarmee geeft hij ons als kijker iets van onschatbare waarde: hij maakt de dood dubbelzinnig. Verlost haar uit eenzijdige negatieve beelden (troosteloosheid, desolaatheid, leegte) door een element aan te brengen dat daar - in eerste instantie - mee lijkt te conflicteren (de rijke biotoop van het zeeleven, de schoonheid ervan). Door die handeling, door leven en dood in 1 beeld samen te voegen, zet Wall niet alleen tot bespiegeling aan, hij nodigt ook uit om te komen tot persoonlijke betekenisgeving. Hij nodigt uit te komen met een eigen innerlijk antwoord op de vraag hoe graf (dood) en leven verbonden zouden kunnen zijn. Wat hun relatie is tot elkaar.

Wall doet daarmee iets dat in schril contrast staat met de opvatting van “de dood als probleem”. De dood als iets dat overwonnen moet worden door technologie. Hij maakt ruimte voor een overwinning op de dood op innerlijke wijze. Hij nodigt uit te komen met persoonlijke antwoorden op de existentiële vragen waar de dood ons voor stelt. En wie daarin slaagt, wie het lukt om belang en betekenis van de dood in relatie tot het leven te zien, die overwint de dood ook. Niet door uitroeiing ervan, maar door aanvaarding. Dat is geen medische, maar een innerlijke zegetocht.


[1] Tegenlicht: De patiënt in de hoofdrol (zo 27 april 2014) Start fragment: 36:11 minuten

 

 



woensdag 23 april 2014

Gebroken theekop

“A broken teacup is not a flawed example of a teacup, but a perfect example of a broken teacup.” (Adele B. McCollum) 

Het is niet voor de hand liggend. Een dansvoorstelling gemaakt door iemand die gehandicapt is. Toch is het gerealiseerd in de voorstelling Broken Teacup van Jacqueline Kool. Het is Kools debuut op dit gebied. Tot nu toe was ze op kunstzinnig vlak vooral aktief op schrijfgebied. Ze publiceerde twee boeken, waarin het gedeukte en gekreukelde lichaam op de voorgrond staat. Het is dan ook geen verrassing dat haar werk als choreografe zich opnieuw begeeft in het gebied van dat wat gebroken, kwetsbaar en afhankelijk is. Verrassend is wel de vorm. Dit keer niet de taal als uitdrukkingsvehicel, maar de lijven van dansers: getraind, gespierd, beheerst, geperfectioneerd. Zo anders dan haar eigen lijf dat juist steeds meer aan spierkracht verliest. 

Broken Teacup drijft op een thema afkomstig uit het lied Anthem, van Leonard Cohen: There is a crack in everything. That's how the light gets in.
En dat is wat Kool met al die perfecte lijven poogt te doen. Het licht geboren laten worden. Echter niet vanuit de perfectie, maar vanuit barsten, breuken, kieren en wonden. Haar licht wordt gevonden in afhankelijkheid en pijn, in gedragen moeten worden en de grond onder je voeten verliezen, in fysieke uitputting, aanraking die geen aanraking wil worden, in vallen, verslagen en verstoten worden. Kool zoekt de grenzen op van het lichamelijke. Daar waar het lichaam weerloos wordt, uitgeteld raakt, maar ook daar waar het hunkert en niet vindt, doorzet maar niet slaagt. En juist daar, op de breuklijn tussen waardigheid en verslagenheid, kracht en onmacht, verzet en overgave, daar verschijnt de ontroering, de herkenning, de zachtheid, de troost, de handen die opvangen, de lichamen die bruggen vormen, het medelijden, het uitreiken, en tenslotte als apotheose de lach, die bindt en verbindt en overstijgt.

Maar niet alleen in de dans vindt het thema langzaam zijn vorm. Ook de muziek van jazzpianist Albert van Veenendaal lijkt geschapen voor Kools onderzoek naar het ontstaan van licht juist daar waar iets kapot gaat. Niet werkt. Niet wil. Niet kan. Van Veendaal speelt op wat ze in vaktermen noemen een “prepared piano”. Dat wil zeggen dat hij door het plaatsen van objecten op de snaren, hamers of dempers van de piano, een totaal nieuw geluid aan het instrument weet te ontlokken. Eigenlijk luisteren we naar een mismaakte piano. Een piano die bewust uit zijn harmonieuze perfectie is gestoten. Het zijn gebroken klanken die Veenendaal voortbrengt. Maar mijn God, wat zijn ze mooi. Onverwacht licht dat binnenstroomt.

Broken Teacup was een eenmalige voorstelling. Maar wie denkt dat hij een theaterzaal vol kan krijgen, zou ik aanraden dat onmiddellijk te regelen. Dit licht moet door zoveel mogelijk ogen en oren beleefd worden.


Voor meer muziek van Albert van Veenendaal ga naar www.albertvanveenendaal.nl